“Het lijkt wel of kinderen tegenwoordig niks meer leren”, was tot voor kort het overheersende oordeel van ouders over de generatie van hun kinderen. Daarin bracht de opkomst van nieuwe media, en vooral internet, verandering.

Voor het eerst wordt mondjesmaat onderkend dat de intensieve en flexibele omgang met informatie door de huidige generatie jongeren zijn vruchten afwerpt. Omkleed met hippe kwalificaties als Homo Zappiens en Generatie Einstein, wordt benadrukt dat opgroeien met nieuwe media scholieren in staat stelt een nog hoger eindniveau te bereiken dan het klassieke onderwijs in zijn beste tijd ooit mogelijk maakte. Door meerdere informatiebronnen tegelijk beschikbaar te hebben, de informatie zelf te doseren en daar interactief mee te werken, worden de grenzen van de mentale capaciteit nog verder opgerekt. Kinderen hebben leren multitasken, en profiteren daarvan. Maar is het daarom ook raadzaam om multitasking als ideaal in het onderwijs te hanteren? Cognitief-psychologische kennis geeft aanleiding tot terughoudendheid: leren zonder afleiding is ook voor deze generatie het meest effectief.

Selectie

Dat het vermogen van de hersenen om informatie te verwerken begrensd is, wordt binnen de cognitiewetenschappen algemeen erkend. Dit blijkt vooral wanneer nieuwe informatie moet worden begrepen, opgeslagen en geïntegreerd met bestaande kennis.

Daar waar te veel informatie wordt aangeboden, moet het brein selecteren. De strategie die het brein daarvoor hanteert, is een quick scan van alle aangeboden informatie te maken op saillantie, ongerijmdheid en emotionele waarde. Die informatie wordt met voorrang verwerkt. Dit verklaart het succes van reclames met respectievelijk schreeuwerige kleuren, een koe in het zwembad, en een leeuw op de auto. Helaas voldoet stof die op school moet worden geleerd, zelden aan deze kenmerken. Daarom moet het brein actief de aandacht verplaatsen naar de te leren stof, wat meer moeite kost naarmate concurrerende informatiestromen harder schreeuwen om aandacht.

Delen

Optimisten zoals Marc Prensky en Wim Veen benadrukken dat de jongste generatie beter in staat is de aandacht te verdelen over meerdere taken dan voorgaande generaties. Het kunnen spreiden van aandacht profiteert inderdaad van levenslange ervaring. Tijdens het leren van studiemateriaal is het echter belangrijk om de aandacht juist niet te verdelen tussen verschillende activiteiten, om zo storende invloeden buiten te sluiten. Zo lieten Shawn Green en Daphne Bavelier zien dat kinderen met veel game-ervaring hun visuele aandacht meer verdelen dan kinderen met weinig game-ervaring. Met spelervaring nam de gevoeligheid toe voor irrelevante informatie in de periferie. Dit verschil tekende zich vooral af als de relevante taak relatief moeilijk was.

Het gaat om het vinden van de juiste balans tussen flexibiliteit en persistentie; tussen exploratie en exploitatie. Bij exploreren sta je open voor allerlei nieuwe informatie uit allerhande bronnen, en kun je daar flexibel tussen heen en weer schakelen; bij exploiteren kapitaliseer je op die bron van informatie die op dat moment het meest relevant is en laat je je niet afleiden door irrelevante informatie. Die balans geeft wat ruimte om strategische posities in te nemen. Maar extreme posities zijn al gauw te extreem. Ook tijdens videogames ben je niet voortdurend aan het exploreren. En tijdens het maken van huiswerk kan overconcentratie ook weer tegen je werken.

Of een grotere gevoeligheid voor perifere informatie gunstig is voor taakprestaties hangt dus af van strategische factoren. Als die perifere informatie dient ter ondersteuning van de taak, zoals woorden op volgende regels van hetzelfde boek, dan is het handig de balans te laten neigen naar exploratie. Maar als de perifere informatie ongerelateerd is aan de taak, zoals de radio tijdens huiswerk, dan is meer nadruk op exploitatie en persistentie gewenst. In het laatste geval is het namelijk waarschijnlijker dat perifere informatie interfereert met de taak en de leerprestaties drukt, zoals onder andere is aangetoond in onderzoek van Russell Poldrack.

Aandacht verdelen betekent niet alleen dat er op meer informatiestromen tegelijk wordt gelet, maar ook dat de beschikbare capaciteit van het werkgeheugen wordt opgesplitst: het moet uit de lengte of de breedte komen. In het werkgeheugen worden regels en gegevens actief gehouden die samen nodig zijn om een taak te volbrengen. Hoe complexer de taak, hoe groter de belasting van het werkgeheugen. Omgekeerd geldt ook: hoe meer het werkgeheugen wordt bezet door iPod muziek of instant messages, hoe minder complex de taak mag zijn die er nog naast past. Het vermogen om nieuwe leerstof te integreren met de bestaande kennisstructuur en het zo te laten beklijven wordt dan ook beperkt door concurrerende informatiestromen.

Het is nog maar de vraag of de totale capaciteit van het werkgeheugen sinds de ict-revolutie substantieel is toegenomen. Green en Bavelier vonden bij proefpersonen met game-ervaring weliswaar een toename van de hoeveelheid informatie die na korte aanbieding kan worden naverteld, maar gingen niet in op de mogelijkheid dat er een verschuiving had plaatsgevonden van diepe verwerking (zoals bij leren nodig is) naar oppervlakkige verwerking (voldoende om meer informatie meteen te rapporteren).

Wisselen

Een alternatieve manier om taken te combineren is om snel tussen de taken wisselen. Je leert een wiskundige regel, geeft antwoord op een MSN-bericht, en gaat weer verder met huiswerk wiskunde. Op het eerste gezicht maakt die werkwijze het mogelijk om alle werkgeheugencapaciteit steeds maar aan één taak tegelijk beschikbaar te stellen. Maar het brein zorgt ervoor dat taken die er weer gauw aan staan te komen niet volledig uit het werkgeheugen worden verwijderd: dat zou de wisselkosten alleen maar verder opvoeren. Bovendien veroorzaakt elke taakwisseling vertraging, doordat opnieuw de relevante informatie moet worden geactiveerd (op welk bericht moest ik ook al weer antwoorden, hoe werkte die wiskundige regel ook alweer?). Dit geldt des te meer voor kinderen, aangezien de voorste delen van de hersenen, die verantwoordelijk zijn voor taakcoördinatie, pas laat volgroeien.

Goed nieuws is dat de kosten van het wisselen door veel oefenen kunnen worden gereduceerd. Recent onderzoek van Ellen Bialystok heeft laten zien dat kinderen die tweetalig zijn opgevoed, en dus veel tussen talen hebben moeten wisselen, sneller en effectiever kunnen wisselen tussen twee taken dan eentalig opgevoede kinderen. Bovendien blijven deze oefeneffecten niet beperkt tot taal-gerelateerde taken. Een lopend interventieprogramma onder leiding van Adele Diamond heeft verder laten zien dat leerlingen op achterstandsscholen gebaat zijn bij een gerichte oefening van coördinatievaardigheden, zoals het wisselen tussen regels. Ook hier blijkt dat de positieve effecten zich uitspreiden naar nieuwe taken.

Het gaat echter te ver om met deze bemoedigende resultaten in de hand voortaan huiswerk te maken voor de televisie. Leren met weinig wisselkosten is namelijk nog altijd slechter dan leren zonder wisselkosten. Het is goed om coördinatievaardigheden te trainen, maar niet om dat te combineren met het leren van pittige stof.

Optimale toestand

Is er dan niets positiefs te zeggen voor een extra activiteit tijdens het huiswerk? Toch wel: het brein functioneert niet in alle omstandigheden optimaal. Net als het bloedsuikergehalte en de temperatuur, zijn ook het spanningsniveau en de stemming van invloed op het leervermogen. Leren lukt beter bij een gemiddeld dan bij een te hoog of een te laag spanningsniveau. Om tijdens langdurig studeren het spanningsniveau op te krikken kan het dan ook zinvol zijn om achtergrondmuziek op te zetten. Het type muziek dat hiervoor geschikt is, hangt af van de aandacht die het opeist, en de kans op interferentie. Vocale muziek trekt meer aandacht dan instrumentale, en experimentele muziek trekt meer aandacht dan gelijkmatige muziek. Wanneer teksten in dezelfde taal worden gezongen als het studiemateriaal is het moeilijker om informatiestromen te selecteren, en treedt eerder interferentie op.

Leren lukt ook beter in een positieve stemming. Het is dan ook niet optimaal om een saai studieboek in een ruk door te spitten. Afwisselen tussen de studietaak en plezier kan ervoor zorgen dat het leervermogen tussentijds wordt opgekrikt. Maar niet te veel, want van al te veel pret slaat de balans zodanig door naar exploreren dat je weer te veel afleidbaar wordt.

Al met al erkennen wij de grote waarde die het voor leerlingen en studenten heeft om veelvuldig te oefenen met taakwisselingen en het selecteren van relevante informatie, bij voorkeur in een zelf gekozen context zoals een internet- of spelomgeving. Wij willen er echter voor waarschuwen dat studeren nog altijd lijdt onder een te belastende omgeving. Wie zapt tijdens het leren ontneemt zichzelf de kans om de stof diep te verwerken en erop te reflecteren. Dit soort nuances dreigt helaas verloren te gaan wanneer het multi-tasken met te veel enthousiasme wordt onthaald.